Geschiedenis

Sweelinckcantorij: brug tussen eeuwen kerkmuziek

 

De Sweelinckcantorij verzorgt sinds 1973 de liturgische muziek in de Oude Kerk van Amsterdam. In de naam van het koor ligt de verbinding met de rijke koormuziek die vóór 1578 te horen was in dit kerkgebouw, toegewijd aan de heilige Nicolaas.

Tot dat jaar werd de eredienst naar rooms-katholieke opvattingen gevierd. Jan Pieterszoon Sweelinck was de laatste organist die meewerkte aan een veelsoortig repertoire voor de missen, vespers en andere plechtigheden. Koorgroepen bestaande uit jongens voor de sopraanstem en mannen voor alt, tenor en bas, zongen zowel het eenstemmige gregoriaans (‘simpelsanc’ genaamd) als meerstemmige muziek gecomponeerd door grootheden als Josquin des Prez en Jacob Obrecht.

Op een vaandel dat gebruikt werd bij religieuze optochten (zogeheten processies) staan de koorzangers afgebeeld, met op de achtergrond de Oude Kerk. Zij trekken over de brug die de beide kanten van de Oudezijds Voorburgwal verbindt. Een brug die nog steeds op dezelfde plaats ligt.

De overname van de kerk door de calvinisten betekende het radicale einde van die muziek. Voortaan zong alleen de gemeente psalmen, éénstemmig en zonder begeleiding van welk muziekinstrument ook. Aangezien het stadsbestuur het orgel in eigendom overnam en Sweelinck in dienst nam om op gezette tijden met orgelspel de stedelingen te plezieren, bleef er buiten de kerkelijke diensten een muzikale traditie bewaard. Toen in het midden van de zeventiende eeuw de calvinisten inzagen dat gemeentezang mèt orgelbegeleiding toch tot betere zangprestaties leidde, kreeg de organist ook weer een kerkelijke functie. Maar koorzang bleef uitgebannen.

Halverwege de twintigste eeuw kwam in de diverse protestantse kerken de bezinning op gang ten aanzien van de vormgeving en daarbij horende muzikale invulling van de zondagse kerkdiensten. De oriëntatie op onder meer de evangelisch-lutherse traditie en op de anglicaanse liturgie leidde er toe dat in de morgendiensten op zondag af en toe koren mee gingen werken voor meerstemmige afwisseling met de eenstemmige gemeentezang. Tal van organisten ontpopten zich als componist door het maken van meerstemmige bewerkingen van bestaande psalmen en gezangen, terwijl zij ook zorgden voor melodieën (met bijbehorende meerstemmige zettingen) bij nieuwe liedteksten. De uitgave van het Liedboek voor de kerken in 1973 bevat veel van dit nieuwe repertoire.

Voor de namiddag- of avonddiensten ontwikkelde men zogeheten cantatediensten. Rond het woord van de heilige Schrift werden cantates geplaatst afkomstig uit de overvloed aan Duitse, lutherse kerkmuziek, waarbij de periode van de barok, vooral de componist Bach, een scala aan mogelijkheden opleverde. In aansluiting bij de Duitse benaming ‘Kantorei’ voor een liturgisch koor, gingen protestantse kerkkoren zich betitelen als ‘cantorij’ en heet sindsdien de leider ervan ‘cantor-organist’.

Ook de anglicaanse traditie bood een welkome variant voor de avonddienst: de Evensong. Deze versmelting van de vesper en van de completen (het gezamenlijk gebed dat de dag afsluit) gaf koren de kans zich te ontwikkelen in een rijk repertoire van meerstemmige psalmzang (de zogeheten ‘chants’) en van hoogontwikkelde composities op de teksten van het ‘Magnificat’ (de lofzang van Maria) en het ‘Nunc dimittis’(de lofzang van Simeon).

In die sfeer van een herlevende korale traditie kwam de Sweelinckcantorij de Oude Kerk binnen. Het koor was in 1963 ontstaan in de gemeente van vrijzinnig hervormden die kerkten in de Nieuwezijds Kapel aan het Rokin te Amsterdam. De organist Willem Vogel gaf leiding aan de nog naamloze cantorij. Hij behoorde tot de vooruitstrevende kerkmusici binnen de protestantse wereld. Voor de diensten en voor zijn koor ging hij muziek schrijven, waarbij hij zich in eerste instantie oriënteerde op vroeg-barokke voorbeelden, zoals Heinrich Schütz. Diens bewerkingen van psalmen, gezangen en fragmenten uit de evangeliën, en van bijzondere teksten als het passie-verhaal, stonden model voor Nederlands-talige equivalenten.

In 1973 moest de vrijzinnige gemeente in de Nieuwezijds Kapel besluiten tot stopzetten van de diensten wegens ontvolking van de binnenstad en terugloop van het kerkbezoek. De cantorij bleek welkom in de Oude Kerk. De predikant van die hervormde gemeente, dominee Van Beusekom, had daar al op bescheiden wijze een begin gemaakt met de vernieuwing van de zondagse vieringen. Met het graf van de befaamde organist èn componist Jan Pieterszoon Sweelinck naast het hoogkoor, lag het voor de hand om de cantorij naar hem te vernoemen.

Willem Vogel, die in 1976 ook de functie van organist overnam, kon in de Oude Kerk een uitgebreid oeuvre componeren waaronder motetten op evangelie-teksten voor alle zondagen in het liturgisch jaar. In 1988 kreeg hij krachtige ondersteuning van zijn werk door de benoeming van Sytze de Vries als predikant van de Oudekerkgemeente. De Vries ontpopte zich als een taalvirtuoos die het ene na het andere lied dichtte, waarbij Vogel de noten schreef. Zo ontstond een liturgische kraamkamer die landelijk uitstraling verkreeg door de uitgaven van teksten en muziek in de zogeheten’ Amsterdamse Katernen’.

In 1996 droeg Willem Vogel zijn taak als cantor en dirigent over aan Christiaan Winter. Opgeleid aan het voormalig katholieke, maar oecumenisch geworden Instituut voor kerkmuziek te Utrecht, beschikt hij over een brede kerkmuzikale blik. Hij voegt sinds zijn aanstelling zijn inzicht in de katholieke en anglicaanse kerkmuziek toe aan de sterk luthers-protestantse origine van de Sweelinckcantorij. Met zijn komst werd de Evensong en de daarop gebaseerde Nederlands-talige vesperviering geintroduceerd in het liturgisch beleven van de Oudekerkgemeente. De cantorij verdiepte zich op haar beurt in de anglicaanse stijl door gastoptredens in de kathedraal van het Londense bisdom Southwark en vieringen in andere anglicaanse kerken.

In nauwe samenwerking met de teksten schrijvende dominee De Vries ontstond een indrukwekkend oeuvre dat erkenning vond in de aanwijzing van de Oudekerkgemeente als experimenteerplek voor liturgie onder de naam Centrum voor Leren en Vieren. De activiteiten daarvan werkten ook door op landelijk niveau, en leidden zelfs tot uitwisseling met buitenlandse theologiestudenten en kerkmusici-in-opleiding zoals een werkweekeinde in Mainz in 2003.

Met het vertrek van ds De Vries per 1 januari 2006 kwam een einde aan de bijzondere samenwerking tussen predikant en cantor-dirigent. Aangezien Willem Vogel in 2003 het in zijn 84ste levensjaar tijd vond om plaats te maken op de orgelbank, fungeert Christiaan Winter ook als organist, daarbij geassisteerd door organisten-in-opleiding op de zondagen dat de cantorij aan de diensten meewerkt.

In het repertoire introduceerde Winter ook kerkmuziek van katholieke achtergrond, zoals delen uit missen van Pierluigi da Palestrina. Met de uitgave in 2006 van Latijnse gezangen en missen die vóór 1578 werden gezongen in de Nieuwezijds Kapel (destijds de kerk van het Sacrament van het Mirakel van Amsterdam) nam de Sweelinckcantorij ook die muziek in het repertoire op. Muziek die eertijds klonk op de plek waar vierhonderd jaar later de aanzet tot de cantorij werd gegeven. In wezen slaat de Sweelinckcantorij daarmee een brug tussen eeuwen kerkmuziek in het hart van Amsterdam.

In 2013 vierde de Sweelinckcantorij haar 50 jarig bestaan. Dit is uitgebreid gevierd tijdens zondag Cantate met een reünie waarbij ook enkele leden van het eerste uur aanwezig waren. In de ochtenddienst werd de Cantorij voor de verandering door de gemeenteleden van de Oude Kerk toegezongen. Er wordt met enige regelmaat voor de Sweelinckcantorij gecomponeerd. Zo ging er in 2011 een stuk van Calliope Tsoupaki in premiere, ‘Enite Ton Kyrion’, een stuk voor koor en orgel gebaseerd op tekstfragmenten uit psalm 148 en 150.

Sinds 2018 is Herman Mussche als cantor en dirigent verbonden aan de Oude Kerk en de Sweelinck Cantorij.